Waar een haar niet goed voor is.
Waar een haar (zo iets wat bij de meesten nog op je hoofd groeit) niet goed voor is…..
In 1987 vond er in de nachtelijke uren een inbraak plaats bij een plaatselijke juwelier. Met een moker of een ander zwaar voorwerp werd de etalageruit vernield en werden sierraden met een waarde van nabij de 200.000 gulden ontvreemd. Geen spoor van de dader(s). Het enige wat een getuige had gezien, was dat er een auto met hoge snelheid was weggereden. Geen merk, geen kleur en geen kenteken. In een dergelijk zaak blijft er niets anders over dan de aangifte op te nemen, veel dingen na te trekken en alles doorgeven en opgegeven aan andere politie-instanties in het gehele land in de hoop informatie te verkrijgen die uiteindelijk leiden tot de identificatie van de daders. In dit geval hadden we echter niet veel hoop, omdat er geen enkele aanwijzing was.
Wat schetst onze verbazing. Een dag later werd ik gebeld door een politieman uit het Noord-Hollandse Schagen met de vraag of er bij ons een kraak was gezet bij een juwelier. Een getuige had gezien dat drie personen een zak in het water van een kanaal vlak bij Schagen hadden gegooid. De getuige had de politie gewaarschuwd, die na enig dreggen een zak boven water haalde met daarin een hoeveelheid verpakkingsmateriaal en etalagespullen kennelijk afkomstig van een juwelier uit Rijssen. Na intern overleg werd besloten om naar het noorden van Noord Holland te gaan en een paar uur later arriveerden wij bij de toenmalige rijkspolitie van Schagen. Omdat wij in die tijd ook nog bij de rijkspolitie hoorden, werden we hier hartelijk ontvangen en onder het genot van een kop koffie werd met de groepsrechercheur de zaak doorgenomen.
Wat bleek was dat een autosloper vroeg in de morgen aan het werk was geweest op zijn sloperij en dat hij drie knapen had gezien die met een rode Renault 16 aan het kanaal hadden gestaan en daar iets in het water hadden gegooid. Gezien het vroege tijdstip had hij de zaak niet vertrouwd en de politie gebeld. Nadat er door de politie van Schagen op de aangewezen plek was gedregd was er een zak met daarin verschillende spullen van een juwelier als ook een gebreide muts boven water gekomen. De groepsrechercheur had wel een idee welke groep hiervoor verantwoordelijk was, echter deze groep was door de wol geverfd en zou niet gauw doorslaan wanneer ze werden aangehouden. De rode Renault 16 gaf verder ook geen aanknopingspunten, omdat een dergelijke auto niet in verband kon worden gebracht met de verdachte groep.
Hij vertelde dat Schagen de laatste tijd veel last had van inbraken in bedrijven en winkels. Men had het vermoeden dat een en dezelfde groep deze inbraken pleegde. Echter, wegens gebrek aan enig bewijs, had men hierop nog geen actie kunnen ondernemen. De aangetroffen spullen werden door ons meegenomen en overgeleverd aan de Technische Recherche om te onderzoeken of hierop nog sporen aanwezig waren.
Na enkele weken ontvingen we bericht van de TR (technische recherche), dat er geen sporen waren aangetroffen op de spullen afkomstig uit de etalage, maar wel dat er een
haar was aangetroffen in de gebreide muts. Dit bericht werd ter kennisneming aangenomen en de stukken werden bij de aangifte gevoegd.
Opnieuw gingen er enkele weken voorbij en weer kwam er een bericht uit het Noord-Hollandse. Aldaar had men in Sint-Pancras een persoon aangehouden voor een poging tot inbraak. Deze persoon maakte deel uit van de groep die in Schagen verantwoordelijk werd gehouden voor een groot aantal inbraken. Deze verdachte zat op dat moment nog vast bij de politie in Den Helder. Met de gedachte “niet geschoten is altijd mis”, nam ik contact op met de politie in Den Helder. Ik vertelde een collega aldaar waarmee wij bezig waren en verzocht hem om deze verdachte een paar haren uit het hoofd te trekken met het doel deze te vergelijken met het haar dat we gevonden hadden in de muts. Aldus geschiedde en deze verdachte raakte zo maar ineens een paar hoofdharen kwijt. Heden ten dage zal dit niet meer kunnen, maar vroeger werden deze dingen gewoonweg gedaan. De haren van de verdachte werden ons toegestuurd en vervolgens door ons doorgestuurd naar de TR (technische recherche).
Na enkele weken berichtte de TR ons, dat men beide haren met elkaar had vergeleken en dat men er van overtuigd was, dat beide haren van het zelfde hoofd afkomstig waren. Dit was duidelijk een doorbraak en direct werd er contact opgenomen met de Officier van Justitie in Almelo. Deze wilde meer van de zaak weten en dus moesten we maar eens bij hem op kantoor komen om de zaak nader uit te leggen. Aldus geschiedde en nadat we hem uitgebreid hadden uitgelegd hoe de zaak in elkaar stak, gaf hij toestemming om de vorige eigenaar van de hoofdharen met onmiddellijke ingang aan te houden.
Deze persoon was inmiddels al weer op vrije voeten gezet. Onze grote vriend werd, zoals dat ging in die tijd, op de telex gezet en van hem werd de O.A.V. (opsporing, aanhouding en voorgeleiding) verzocht. Tegenwoordig gaat zulke zaken per email, maar in die tijd moesten we een telexbericht typen, die dan werd opgestuurd naar alle politie-instanties in Nederland.
De volgende dag ontvingen wij bericht uit Schagen, dat onze haarverdachte was aangehouden en dat hij was opgeborgen op het groepsbureau in Schagen. Opnieuw werd de tocht gemaakt naar het verre noordwesten om deze knaap op te halen. In Schagen aangekomen werd “onze vriend” in het kort uitgelegd waarom hij was aangehouden en dat hij zou worden overgebracht naar de andere kant van de IJssel waar het leven nog goed was en waar het verdere onderzoek zou plaats vinden. Hij ontkende in alle toonaarden en zweerde bij alles wat hem lief was, dat hij de laatste jaren niet in het oosten van het land was geweest. Ondanks dat legden we de verdachte een paar van rijkswege verstrekte armbandjes om, zetten hem op de achterbank van de auto en vingen de terugweg aan.
Gedurende de terugtocht naar Rijssen, werd de verdachte steeds onzekerder en begon hij ons uit te horen over wat wij zoal van hem wisten. Uiteraard maakten we af en toe een opmerking, waaruit hij kon opmaken, dat we hem niet voor niets hadden opgehaald en dat het voor hem foute boel was. Hoe dichter we bij Rijssen kwamen hoe zenuwachtiger hij werd. Nadat we Rijssen waren binnen gereden, reden we opzettelijk langs de benadeelde juwelier en gezien de reacties van onze vriend concludeerden we dat het niet helemaal goed zat. Althans voor hem, voor ons was het duidelijk dat we de juiste persoon te pakken hadden.
Hoewel het nog vroeg in het voorjaar was en wij de verwarming van de auto niet al te hoog hadden staan, zagen we enkele zweetdruppels op het voorhoofd van onze gast. Het was alsof hij onze gedachten kon raden. Hij verklaarde dat hij het koud had gehad tijdens de reis, maar dat het steeds warmer begon te worden nu hij in de buurt kwam van de juwelier. Hij zag het niet meer zitten en bekende spontaan dat hij samen met twee vrienden de inbraak had gepleegd bij de juwelier waar we even te voren waren langs gereden. Voordat we op de kazerne aankwamen had hij al een volledige bekentenis afgelegd en waren zijn beide kompanen in het kwaad met naam en toenaam door hem genoemd.
Door de toenmalige hulpofficier van Justitie werd hij na aankomst op de kazerne ingesloten en in verzekerde bewaring gesteld. Daar we nu dus in feite een ronde zaak hadden werd aan onze collega’s in Schagen het verzoek gedaan om de genoemde knapen de volgende morgen van het bed te lichten en voor ons aan te houden. Aldus geschiedde en een dag later reden we met twee auto’s weer naar Noord-Holland ten einde deze knapen voor de 2e keer kennis te laten maken met ons mooie Riessen.
Men zal zich afvragen waarom er met twee auto’s gereden moest worden. Dit werd gedaan om de verdachten zo min mogelijk met elkaar in aanraking te laten komen. Ze waren allebei op een ander adres aangehouden en waren dus niet op de hoogte van de aanhouding van de ander. Opnieuw werd hen verteld wat hen te wachten stond en waarom ze waren aangehouden. Na terugkeer kregen deze knapen dezelfde behandeling als hun voorganger, waarbij onze gebroeders in het kwaad in verschillende politiebureaus werden opgeborgen, zodat ze onderling geen contact met elkaar zouden kunnen hebben.
In het daarop volgende onderzoek bleek dat deze jonge knapen lang niet zo door de wol waren geverfd als de politie van Schagen ons had doen geloven. Nadat de boys in de gaten hadden gekregen dat het voor hen een verloren zaak was, bekenden ze alle drie een groot aantal inbraken, die ze hadden gepleegd in en rondom Schagen. In totaal hadden ze ongeveer 80 keer ingebroken in winkels en bedrijven. Omdat één van de verdachten een keer op vakantie was geweest in ons zo mooie Twente en daar een bezoek had gebracht aan Rijssen, was het hem opgevallen dat hier de winkels nog niet zo goed waren beveiligd als in het westen van het land. Men had dit een keer met elkaar besproken en het plan opgevat om hier dan een kraak te zetten bij een juwelier. Achteraf hadden ze dat beter niet kunnen doen, maar ja, als je alles van te voren weet, kun je met een kwartje de wereld rond.
Uit de verhoren van onze boys bleek, dat ze de gehele buit hadden verbrast en hadden uitgegeven in gokhuizen. Alle drie de verdachten stamden uit zogenaamde eenoudergezinnen. Thuis hadden ze niets, waardoor ze min of meer waren opgegroeid op straat. Twee van de verdachten hadden verkering, ten tijde dat ze werden opgepakt door de politie en ze hadden al een poosje niet meer ingebroken. Ze waren ondanks alles blij dat ze waren aangehouden en dat ze schoon schip konden maken. De ander was erg onverschillig. Ze werden alle drie veroordeeld en de twee eerstgenoemde hebben, mede door deze aanhouding, hun leven gebeterd en zijn sindsdien niet meer met de politie in aanraking geweest. De andere verdachte heeft uit deze zaak geen lering getrokken, is verder gegaan in de criminaliteit en heeft reeds een grote waslijst aan strafbare feiten op zijn naam staan. Of hij hiervan gelukkiger is geworden, is de vraag. Dat één mensenhaar zo veel te doen kan geven.