Kip ik heb je

Kip ik heb je

In de herfst van 1992 vonden er in Rijssen en Nijverdal regelmatig inbraken plaats. Voor deze inbraken hadden we een aantal mensen op de korrel. Aan de hand van de MO (Modus Operandi; vertaald in het Nederlands is dat werkwijze) kwamen we al snel uit bij een tiental personen, die we al regelmatig in ‘t hok hadden voor allerlei diefstallen en inbraken. Deze personen waren allen verslaafd aan verdovende middelen en moesten stelen om hun verslaving te kunnen betalen.

In die tijd hadden we speciaal aandacht voor een knaap uit Nijverdal, die ons iedere keer te slim af was. We wisten dat hij herhaaldelijk inbrak, meestal bij bedrijven op industrieterreinen. Hij had daarbij veelal een specifieke werkwijze. Door het rubber van ruitjes in roldeuren kapot te snijden en vervolgens het ruitje er uit te nemen brak hij in bij deze bedrijven. Hierdoor kwam makkelijk een bedrijf binnen. Eenmaal binnen had hij alleen maar belangstelling voor geld. Alle andere goederen liet hij onaangeroerd. Hij ging zelfs zo ver, dat hij bij dezelfde bedrijven meerdere keren inbrak. Er werd meerdere keren gepost op het industrieterrein, maar steeds wist hij de dans te ontspringen. De knaap wist dat wij hem op de korrel hadden, maar trok zich daar geen moer van aan en vervolgde zijn weg op het slechte pad, zoals men dat noemt. Ik kende hem goed, doordat ik door de jaren heen vaak met hem van doen had gehad in allerlei zaakjes die het daglicht niet konden verdragen.

In die periode kregen we te maken met diefstal van geld uit verschillende kassa’s van een bouwmarkt. ’s Morgens bij het opmaken van de kas bleek dat er de nacht daarvoor geld uit de kassa’s was ontvreemd. Het ging altijd om kleine bedragen. Men wist zeker dat het geld in de avond of nachtelijke uren werd ontvreemd, want ’s avonds werd de zaak afgesloten met de kassa’s waarin een bepaald bedrag aan wisselgeld zat. De bedrijfsleider begon te twijfelen aan zijn personeel, omdat er geen sporen van braak waren. Hij trok de conclusie, dat iemand met een sleutel de zaak binnen kwam als er niemand meer aanwezig was en volgens hem was alleen het personeel in het bezit van een sleutel van de zaak. In die tijd was het nog niet de gewoonte dat elk pand was beveiligd met een inbraakalarm met als gevolg dat als men eenmaal binnen was, men ongestoord zijn gang kon gaan. De zaak werd van alle kanten, maar we stonden voor een raadsel. Het was bijna iedere week raak. Niet alleen wij, maar ook de eigenaar van de zaak werd er moedeloos van. Nadat de zaak nogmaals volledig werd bekeken, kwamen we er achter dat de dader of daders vermoedelijk via een ontluchtingsluikje van het verwarmingshok aan de achterzijde van het pand binnenkwam(en). Men had het luikje zodanig geprepareerd, dat het aan de buitenkant niet opviel, dat het niet was afgesloten.

Er werd een aanvalsplan gemaakt, waarbij werd besloten om het, voor in die dagen, modern aan te pakken. We gingen op de technische toer en installeerden een soort bewegingsmelder in het pand, die ons door middel van een pieptoon op de portofoon waarschuwde, als er iemand het pand binnen was gekomen. Nog dezelfde avond ging het alarm over en repten wij ons naar deze bouwmarkt. Volgens plan dekten we de achterkant van het pand af en gingen andere collega’s het pand aan de voorzijde binnen. Uiteindelijk bleek dat er weer geld uit de kassa’s was weggenomen. Kennelijk waren we niet snel genoeg ter plaatse, want de vogel was al gevlogen. Om te proberen het spoor te volgen, werd er nog een speurhond bijgehaald. Deze speurhond volgde een spoor vanaf het luikje naar de weg een eind verder op, waar de dader(s) kennelijk in een auto was/waren gestapt. De installatie werd opnieuw op scherp gesteld en twee dagen later tegen middernacht, was het weer raak. Omdat ik het dichtst bij de bouwmarkt woonde, was ik als eerste ter plaatse en installeerde ik mij bij het luikje om de dader(s) in de kraag te vatten zodra hij of zij hierdoor naar buiten zou(den) komen. (In die tijd was het nog normaal, dat je gewoon in je vrije tijd beschikbaar was om een dergelijke zaak op te helderen en te proberen de dader achterover te trekken, zoals men dat in politiejargon zo mooi weet te vertellen). Omdat er verder nog niemand van ons bij het pand gearriveerd was, was het doodstil en ik hoorde dan ook elk geluidje. Via het luikje hoorde ik op een gegeven moment dat er iemand hard door het pand liep. Kennelijk had hij mij gezien of gehoord en durfde hij niet naar buiten te komen.

Even later arriveerden de collega’s waarna het pand werd omsingeld en met een aantal collega’s gingen we naar binnen om de dader op te sporen. Na controle van de kassa’s bleek dat er weer geld weggenomen was. Met een man of vijf werd het hele pand uitgekamd en doorzocht, maar hoe en waar we ook zochten, we konden geen inbreker vinden. Ik was er echter zeer zeker van dat ik iemand binnen had horen lopen Uit de reacties van mijn collega’s proefde ik dat deze mij niet geloofden. Nogmaals werd in linie het hele pand doorzocht, maar een inbreker werd niet aangetroffen. Nu geloofde men mij niet meer, maar omdat ik halsstarrig volhield dat ik iemand had horen lopen in het pand, werd een laatste poging ondernomen en werd voor alle zekerheid in alle hoeken en gaten nog een keer gezocht. Op een bepaald moment liet ik mijn blik gaan over een stelling met zakken cement of kalk en ik zag daar, boven een van deze zakken, iets uitsteken wat daar niet thuis hoorde. Naderbij gekomen zag ik een gedeelte van een arm uitsteken boven een paar zakken cement. Zonder erbij na te denken klom ik bovenop de stelling en greep over de zakken heen naar deze arm, waarbij ik de legendarische woorden: “Kip ik heb je” uitsprak. De verdachte, die vervolgens met behulp van collega’s met veel moeite achter de zakken werd weggepeuterd, herkende ik als de persoon waarover ik in het begin van dit verhaal al schreef.

Na fouillering kwamen er uit een van zijn zakken enkele gemerkte bankbiljetten tevoorschijn, afkomstig uit de kassa’s van deze bouwmarkt. De verdachte werd ter plekke aangehouden en zoals gebruikelijk voorzien van de door rijkswege verstrekte armbandjes waarna hij werd overgebracht naar de kazerne. Hier werd hij voorgeleid aan de Hulpofficier van Justitie, die hem in verzekerde bewaring stelde met als doel het onderzoek af te ronden en de verdachte te horen over verschillende feiten waarvan hij verdacht werd. In de daarop volgende dagen bekende deze verdachte dat hij diverse keren in deze bouwmarkt had ingebroken en geld uit de kassa’s had weggenomen. Hij bekende verder dat hij nog een stel inbraken in Nijverdal en Rijssen had gepleegd. De knaap werd vervolgens overgedragen aan justitie en zal voor deze zaken wel een douw hebben gehad.

In de jaren die daarop volgden ben ik deze knaap al dan niet beroepsmatig verschillende keren tegengekomen en steevast was dan ook de begroeting: “KIP IK HEB JE.” Het mocht niet zo zijn, dat deze knaap verder een leven zou lijden zoals u en ik. Een aantal jaren later overleed hij aan een overdosis drugs.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *